's-Bosch. Begon in 1955 de artesstudie aan de pedagogie het Varken te Leuven. Promoveerde 22 november 1601 tot A.L. als 88e van 122 candidaten. Studeerde ook theologie. Behaalde de baccalaureaatsgraden biblicus (1605), sententiarius (1606) en formatus (datum onbekend). Werd 26 september 1617 S.T.L. Geboren ca. 1579. Kapelaan van de St. Jan te 's-Bosch (1606-1610). Daarna pastoor van de St. Jacob. Werd in 1613 lid van de O.L.V. Broederschap. In 1629 als kanunnik te 's-Bosch vermeld. Heeft na de inname van 's-Bosch op het punt gestaan protestant te worden. Vestigde zich ca. 1630 te Mechelen. Kreeg 23 juni 1633 een prebende te Walcourt. Overleed in 1642.ARAB/FUL 504, 505, 714, 1029; BB (1935/36); Tax. (1897) 267, (1812) 163; Schutjes, IV, 314, 326 | 752 |
Walravens, in 1606 kapellaan in de cathedaal te 's Bosch, was bij zijne benoeming tot pastoor slechts S.T.B.F. doch behaalde later den graad van licentie, en werd in 1613 lid der Illustre Broederschap van O.L.V. Walravens was na de overgaaf der stad (1629) niet meer de geleerde priester, die aan de spitsvondigheden der Bossche predikanten het hoofd konde bieden, waarom de bisschop Ophovius, blijkens het Diarium, den 13 februarij 1630 een kunstgreep gebruiken moest om hem uit den gevaarlijken toestand te 's Bosch te redden en verder in Mechelen te houden. Hij bezorgde hem den 23 junij 1633 eene prebende te Walcourt; ook wordt den 27 januarij 1630 een huwelijk voltrokken voor Joannes Gijsselius rector der Zwart-zusters. | 326 |
Namen en wapenen der Heeren Beêedigde Broeders soo Geestelijke en Wereltlijke van de seer oude ende seer doorluchtige Broederschap van onse Lieve Vrouw binne de stad s'HertogenboschHeer ende Mr.Baltasar Walravens Pastor Sti. Jacobi, et canonicus Busco-ducensis ontfangen 1613 | 103 |
H. Bots, J. Matthey, M. Meyer, Noordbrabantse studenten (1979) 752
J.A. Coppens, Nieuwe beschrijving van het bisdom van 's-Hertogenbosch II (1841) 169
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 821
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's Hertogenbosch IV (1873) 326-327